Inleiding
Dirk Corstens, Martijn Kole, Olaf Galisch, Yvonne Willems, Tom van Wel en Dienke Boertien
Open Dialogue is een sociaal-netwerkbenadering die radicaal cliëntgericht is en waarbij niets beslist wordt buiten de persoon en diens sociaal netwerk (Hopfenbeck, 2015) en het uitgangspunt nadrukkelijk de eigen kracht en de eigen regie van het netwerk is. Open Dialogue wordt gedreven door een aantal inhoudelijke waarden: gezamenlijk met het netwerk besluiten nemen, richten op betekenisvolle woorden (dialogisme) en een therapeutische houding waarin openheid en authenticiteit voorop staan (Galbusera & Kyselo, 2017). Het is ook een model om de ggz zo te organiseren dat mensen in crisis zeer snel worden geholpen. Belangrijk is dat de persoon en diens netwerk zich gehoord, gerespecteerd en erkend voelen (Olsen e.a., 2014). Open Dialogue wordt vaak gecombineerd met individuele (psychodynamische) therapieën en sluit andere behandelingen niet uit. Vaak blijken de netwerkbijeenkomsten voldoende om een gewenst resultaat te bereiken.
Er zijn diverse trainingen opgezet. In Nederland werden in 2017 en 2018 vier teams getraind in Peer-supported Open Dialogue (POD): Roermond (METggz); Utrecht (Altrecht en Lister); Houten (Lister en Altrecht) en Eindhoven (GGzE).
In dit hoofdstuk zullen wij eerst de ontwikkeling van Open Dialogue en de resultaten van onderzoek in Finland bespreken. Vervolgens wordt aan de hand van de kernprincipes van organisatie en inhoud duidelijk hoe Open Dialogue in zijn werk gaat. Dan zullen we de variant Peer-supported Open Dialogue (POD) beschrijven zoals ontwikkeld in Engeland door Russell Razzaque en Mark Hopfenbeck, gevolgd door een schets van de situatie in Nederland. We sluiten af met een aantal belangrijke vragen die de lezers zich ook zouden kunnen stellen.
Kernprincipes
De praktijk van Open Dialogue is vervat in zeven kernprincipes (zie kader). Vijf daarvan zijn meer organisatorisch van aard, twee (nummer 6 en 7) gericht op de benodigde competenties van de staf. In het vervolg worden deze principes besproken.
1. Onmiddellijke hulp
In West-Lapland is de zorg zo georganiseerd dat binnen 24 uur na de melding van een crisis een netwerkbijeenkomst kan worden gehouden. Er wordt gevraagd welke mensen er betrokken zijn en of de persoon in kwestie het goed vindt dat deze mensen aan het eerste gesprek gaan deelnemen. Minimaal twee leden van het team gaan het eerste gesprek met het netwerk aan. De patiënt doet van meet af aan mee met de netwerkgesprekken, zonder patiënt geen netwerkgesprek (Seikkula e.a., 2003).
2. Sociaal netwerk perspectief
De hulpverleners benadrukken dat ze het belangrijk vinden dat het netwerk meedoet, omdat de crisis wordt gezien in deze context. De omgeving is namelijk niet in staat om de persoon in crisis voldoende op te vangen. Opnames in een psychiatrisch ziekenhuis zijn volgens deze visie niet het gevolg van symptomen (bij een persoon) maar van het gegeven dat de persoon en diens omgeving niet meer voldoende op elkaar zijn afgestemd. Behalve het gezin kunnen ook andere sleutelfiguren worden uitgenodigd zoals de medewerker van de sociale dienst of het wijkteam, de behandelend psychotherapeut, rehabilitatiewerker, buren, vrienden, klasgenoten of de wijkagent. Iemand kan ervoor kiezen om zijn of haar familie juist niet te betrekken, maar alleen bekenden en vrienden.
3. Flexibiliteit en mobiliteit
Het uitgangspunt is tegemoetkomen aan de behoeften van de persoon en diens netwerk en men maakt gebruik van de behandelmethoden die het netwerk aangeeft nodig te hebben. In de crisisfase worden geen formele behandelplannen gemaakt, maar gaat het om het creëren
van veiligheid, het opbouwen van een vertrouwensrelatie en het op elkaar afstemmen. Als de crisis voorbij is, worden er meer gestructureerde plannen gemaakt. Soms wensen de persoon en diens netwerk dagelijks af te spreken. Alle beslissingen worden gezamenlijk genomen. Meestal wordt het netwerk in de eigen omgeving bezocht. De lengte van bijeenkomsten varieert, maar anderhalf uur is meestal genoeg (Seikkula & Olson, 2003).
4. Verantwoordelijkheid
Diegene die de telefoon aanneemt is verantwoordelijk voor het organiseren van de eerste netwerkontmoeting. Vervolgens blijft het team dat met het netwerk begint ook verantwoordelijk voor het vervolg van de Open Dialogue-bijeenkomsten.
5. Psychologische continuïteit
Dezelfde personen binnen het team blijven bij de netwerkgesprekken aanwezig en verantwoordelijk voor de afstemming, zowel als iemand opgenomen is, als wanneer die persoon thuis verblijft. Overige behandelactiviteiten worden zo goed mogelijk op elkaar afgestemd, waarvoor behandelaren uitgenodigd worden bij de netwerkgesprekken.
6. Onzekerheid verdragen
In een crisis snapt de persoon zijn andere ervaringen veelal nog niet goed, en zijn omgeving evenmin. In Open Dialogue nemen de hulpverleners de tijd om alle perspectieven van alle betrokkenen, inclusief die van henzelf, te bespreken. Er wordt bewust niet meteen een diagnose gesteld maar met elkaar gezocht naar mogelijke betekenissen. Dat is soms lastig te verdragen omdat het niet alleen met onzekerheid maar ook met pijn en verdriet gepaard gaat. Te snel een diagnose stellen en medicatie voorschrijven, kunnen het gesprek afsluiten en/of het vinden van eigen mogelijkheden en het benoemen van een diepere betekenis belemmeren.
Open Dialogue gaat ervan uit dat mensen in een crisissituatie vooral gehoord willen worden. Om te weten wat er speelt, moeten mensen zelf ruimte voelen om de complexiteit van de situatie te verkennen en naar voren te brengen.
Je veilig voelen en een goede werkrelatie opbouwen zijn daarbij essentieel. In een psychotische crisis blijkt het voor het gevoel van veiligheid vaak wenselijk om te zorgen dat het mogelijk is om in de eerste weken dagelijks een netwerkontmoeting te hebben; na zo’n intensieve start zijn volgens de wensen van het netwerk de netwerkontmoetingen meestal steeds minder frequent. Neuroleptica worden in de regel niet in de eerste drie ontmoetingen voorgeschreven, maar pas nadat er uitvoerig met elkaar over is gesproken. Verdragen van onzekerheid kan gezien worden als een actieve houding van de professionals om samen met het netwerk een proces door te maken, in plaats van direct een interventie in te zetten (Seikkula e.a., 2003). De symptomen die met een stoornis samenhangen wil men niet meteen bestrijden maar serieus nemen als mogelijk belangrijke uitingen van de persoon om in de dialoog te betrekken.
7. Dialoog (en polyfonie)
Deze principes wijken het meeste af van wat we gewend zijn in de sociale psychiatrie en psychotherapie. Het idee is dat we moeten afleren om (direct) te willen oordelen en te interveniëren. De betrokkenen richten zich in eerste instantie op de dialoog en wijden zich aan het samen woorden geven aan ervaringen die moeilijk zijn om te verwoorden. In tweede instantie richt men zich op het vergroten van de zelfregie – agency – van de persoon en zijn netwerk. De professional stelt zich terughoudend op en benadrukt dat er kennis bij de deelnemers aanwezig is. De dialoog wordt beschouwd als een forum waarbinnen familieleden en cliënten de gelegenheid hebben hun gevoel van zelfregie te versterken door eigen inzichten te ontwikkelen en naar voren te brengen door de situatie van alle kanten te belichten. Er wordt namelijk een nieuw onderling begrip gefaciliteerd (Seikkula e.a., 2003). In Open Dialogue is er geen object, spel of structuur die veranderd moet worden door therapie. Er zijn louter multipele subjecten, de dialoog is een polyfonie van meerdere stemmen.
Taal en communicatie bepalen voor een belangrijk deel onze perspectieven op de sociale realiteit. De conversatie zelf construeert de realiteit, niet de familieregels of de familiestructuur.
Hierin verschilt Open Dialogue wezenlijk van de gezinstherapie. De crisis biedt – door middel van de dialoog – de kans om de verhalen, identiteiten en relaties naar boven te halen die het zelf en de sociale wereld construeren. Psychotische uitingen worden gezien als een poging om passende taal in de context te vinden; als taal in een ‘niemandsland’. Open Dialogue wil ertoe bijdragen dat een gemeenschappelijke taal ontstaat, die de betekenis van het lijden van de persoon in crisis duidelijker kan weergeven in de context van diens netwerk. De nadruk in de dialoog wordt gelegd op het luisteren naar alle opvattingen, zonder te streven naar consensus (Seikkula & Olson, 2003). Daarin komt betekenis vanzelf naar boven.
Open Dialogue in het buitenland
West-Lapland (Finland)
Rond 1980 werd vanuit het psychiatrisch ziekenhuis Keropudas de ggz in het gebied rond Tornio in West-Lapland (op de kaart in de oksel tussen Finland en Zweden) radicaal veranderd. De Finse Need Adapted Treatment (Alanen, 1997) waarbij de behandeling wordt afgestemd op wat de cliënt aangeeft nodig te hebben, was al het leidend principe en in deze regio werd systeemtherapie al veel toegepast. De urgentie voor verandering naar Open Dialogue kwam in Finland voort uit de constatering dat veel mensen uit de groep mensen met ernstige psychische aandoeningen niet werden bereikt met systeemtherapie en psychotherapie. In feite werd de start van het leerproces naar Open Dialogue ingegeven door een morele keuze: ‘we bespreken niets meer zonder de cliënt erbij’. Men besloot het toedienen van neuroleptica en opname zoveel mogelijk uit te stellen en zich nadrukkelijk te richten op zo snel mogelijk hulp bieden aan mensen in crisis. Tussen 1984 en1990 werd een crisiskliniek met 30 bedden in het ziekenhuis ingericht en vervolgens voor de hele regio (verzorgingsgebied van 72.000 inwoners) vijf mobiele crisisteams opgezet (Seikkula e.a., 2003). Tussen 1989 tot 1998 werden 100 stafleden getraind in Open Dialogue (een driejarige opleiding). Indien opname werd overwogen vormde het ziekenhuis bij de casus een specifiek team dat meteen aan de slag ging met Open Dialogue-bijeenkomsten. Zowel om opname te voorkomen als ook bij gedwongen opnamen. Per netwerkbijeenkomst zijn twee of drie stafleden aanwezig die zijn opgeleid in Open Dialogue. Stafleden zijn psychiater, psycholoog en verpleegkundige (Seikkula e.a., 2006).
Onderzoek
Open Dialogue wordt in de genoemde regio West-Lapland in alle gevallen van crisis toegepast (Olson, 2015). Het evaluatief onderzoek richt zich op mensen na een eerste psychose. De eerste naturalistische onderzoeken waren heel positief: na vijf jaar had 82% geen psychotische symptomen meer, 86% was teruggekeerd naar hun studie of had een fulltime baan en slechts 14% had een uitkering. Terugval kwam zelden voor en 29% had gebruikgemaakt van neuroleptica (Seikkula e.a., 2006). Bergström e.a. (2017, 2018) hebben via een retrospectief belooponderzoek en een vergelijkend retrospectief cohortonderzoek deze resultaten bevestigd. In vergelijking met de rest van Finland waren de resultaten op het gebied van heropnames, neurolepticagebruik en behoefte aan uitkeringen aanzienlijk beter. Er was geen verschil wat betreft het aantal suïcides. In Engeland is een omvangrijke RCT gestart (pilot in 2017) in een stedelijke omgeving (Londen) onder leiding van Steve Pilling (ODDESSI), om een duidelijker beeld te krijgen van de resultaten in een andere cultuur. Diens onderzoeksgroep heeft aan de hand van een systematische review van het effectiviteitsonderzoek tot nu toe (23 onderzoeken) geconcludeerd dat er vooralsnog onvoldoende betrouwbaar bewijsmateriaal is om de hoge verwachtingen waar te kunnen maken, omdat zowel de kwantitatieve als kwalitatieve onderzoeken methodologisch tekortschoten en een hoog risico op allerlei bias kenden (Freeman e.a., 2018).
Open Dialogue in het buitenland
West-Lapland (Finland)
Rond 1980 werd vanuit het psychiatrisch ziekenhuis Keropudas de ggz in het gebied rond Tornio in West-Lapland (op de kaart in de oksel tussen Finland en Zweden) radicaal veranderd. De Finse Need Adapted Treatment (Alanen, 1997) waarbij de behandeling wordt afgestemd op wat de cliënt aangeeft nodig te hebben, was al het leidend principe en in deze regio werd systeemtherapie al veel toegepast. De urgentie voor verandering naar Open Dialogue kwam in Finland voort uit de constatering dat veel mensen uit de groep mensen met ernstige psychische aandoeningen niet werden bereikt met systeemtherapie en psychotherapie. In feite werd de start van het leerproces naar Open Dialogue ingegeven door een morele keuze: ‘we bespreken niets meer zonder de cliënt erbij’. Men besloot het toedienen van neuroleptica en opname zoveel mogelijk uit te stellen en zich nadrukkelijk te richten op zo snel mogelijk hulp bieden aan mensen in crisis. Tussen 1984 en1990 werd een crisiskliniek met 30 bedden in het ziekenhuis ingericht en vervolgens voor de hele regio (verzorgingsgebied van 72.000 inwoners) vijf mobiele crisisteams opgezet (Seikkula e.a., 2003). Tussen 1989 tot 1998 werden 100 stafleden getraind in Open Dialogue (een driejarige opleiding). Indien opname werd overwogen vormde het ziekenhuis bij de casus een specifiek team dat meteen aan de slag ging met Open Dialogue-bijeenkomsten. Zowel om opname te voorkomen als ook bij gedwongen opnamen. Per netwerkbijeenkomst zijn twee of drie stafleden aanwezig die zijn opgeleid in Open Dialogue. Stafleden zijn psychiater, psycholoog en verpleegkundige (Seikkula e.a., 2006).
Onderzoek
Open Dialogue wordt in de genoemde regio West-Lapland in alle gevallen van crisis toegepast (Olson, 2015). Het evaluatief onderzoek richt zich op mensen na een eerste psychose. De eerste naturalistische onderzoeken waren heel positief: na vijf jaar had 82% geen psychotische symptomen meer, 86% was teruggekeerd naar hun studie of had een fulltime baan en slechts 14% had een uitkering. Terugval kwam zelden voor en 29% had gebruikgemaakt van neuroleptica (Seikkula e.a., 2006). Bergström e.a. (2017, 2018) hebben via een retrospectief belooponderzoek en een vergelijkend retrospectief cohortonderzoek deze resultaten bevestigd. In vergelijking met de rest van Finland waren de resultaten op het gebied van heropnames, neurolepticagebruik en behoefte aan uitkeringen aanzienlijk beter. Er was geen verschil wat betreft het aantal suïcides. In Engeland is een omvangrijke RCT gestart (pilot in 2017) in een stedelijke omgeving (Londen) onder leiding van Steve Pilling (ODDESSI), om een duidelijker beeld te krijgen van de resultaten in een andere cultuur. Diens onderzoeksgroep heeft aan de hand van een systematische review van het effectiviteitsonderzoek tot nu toe (23 onderzoeken) geconcludeerd dat er vooralsnog onvoldoende betrouwbaar bewijsmateriaal is om de hoge verwachtingen waar te kunnen maken, omdat zowel de kwantitatieve als kwalitatieve onderzoeken methodologisch tekortschoten en een hoog risico op allerlei bias kenden (Freeman e.a., 2018).
Open Dialogue in Engeland
Het inzetten van ervaringsdeskundigen (‘peers’) past goed binnen de filosofie van Open Dialogue. In Engeland is een variant van Open Dialogue ontwikkeld waarbij de peer support expliciet is toegevoegd: Peer-supported Open Dialogue (POD) (Razzaque & Stockmann, 2016; Stockman, 2017). Ervaringsdeskundigen stellen zich van nature vaak gelijkwaardiger op, kunnen goed contact maken met de netwerkleden en representeren hoop op herstel. Peers zouden ook kunnen voorzien in netwerken als deze er niet zijn in de context van de cliënt.
In de Engelse variant speelt mindfulness een belangrijke rol. Razzaque publiceerde al eerder over mindfulness en psychiatrie (Razzaque, 2014). Hij stelt dat mindfulness goed past bij het streven in Open Dialogue om in het hier en nu te blijven en daarin ook de pijn en onzekerheid te verdragen, zowel die van de ander als van jezelf (Razzaque, 2015). Mindfulness-training is een goede aanvulling op de klinische scholing van hulpverleners, omdat het een veranderende houding (internalisering) meebrengt naar meer acceptatie en een positieve houding naar henzelf en anderen (Lambert & Simon, 2008). Het beoefenen van mindfulness vergroot het bewustzijn van geïnternaliseerde, automatische reacties. Werken vanuit mindfulness is voor professionals evenzeer het herkennen en negeren van deze automatische reacties, als het aanleren van een nieuwe vaardigheid (Razzaque, 2015). Dit is onmisbaar voor het vormen van een veilige therapeutische relatie. Tijdens netwerkbijeenkomsten zijn de professionals zich bewust van hun eigen emoties die resoneren met de emoties van anderen in de ruimte (Seikkula, 2006). Ten slotte is de mindfull Open Dialogue-benadering een manier van ‘zijn’ en een manier van leven die de professionals verlossen van de last ‘de expert te zijn’ en daarmee ook van de onrealistische verwachting om steeds de juiste antwoorden te moeten geven.
POD als toevoeging in netwerkpsychiatrie
POD is niet zozeer een methodiek, als wel een houding van medemenselijkheid met aandacht voor de verscheidenheid aan perspectieven. Aan het werken in de triade (zoals bij ART), de-escalerende klinische crisiszorg (zie de HIC’s) en contextgerichte ambulante zorg (FACT, IHT) kan POD een belangrijk element toevoegen. De keuze voor implementatie van POD vraagt een eerste investering in training en een andere manier van organiseren en communiceren. Vooral organisaties die willen doorpakken met het vraaggericht werken, en al meerdere jaren bezig zijn met implementatie van herstelondersteunende zorg, maken de keuze voor POD. Het lijkt op een bewustwordings- en leerproces in alle lagen van een organisatie die deze volgende stap wil zetten. Verwachte middellangetermijneffecten zijn het verhogen van tevredenheid van cliënten en hun naasten. Therapeutische interventies zijn individueel toegankelijker binnen een POD-context en daarmee naar verwachting meer effectief.
POD maakt ruimte voor het vinden van eigen betekenis, maakt gebruik van de eigen kracht van de cliënten en de netwerkleden. De gebruikte taal is niet die van de hulpverlener maar van het eigen netwerk met ruimte voor elke stem. POD verhoogt de tevredenheid en motivatie van medewerkers door meer persoonlijke aanwezigheid en op waarden gebaseerd samenwerken. Uiteindelijk kan POD ggz-organisaties helpen zelf te veranderen in de richting van meer vraaggerichtheid. Of POD de resultaten die men in Finland behaalt, kan evenaren zal de toekomst moeten uitwijzen.
Open Dialogue in Nederland
Er is in Nederland inmiddels enige ervaring opgedaan met POD. De eerste impressies zijn dat cliënten en familieleden enthousiast zijn over de gelijkwaardigheid en openhartigheid waarmee zij worden tegemoet getreden. Men moet soms wennen aan de houding van het ‘niet weten’ van de Open Dialogue-hulpverleners (die wij nadrukkelijk geen therapeuten willen noemen). Er is veel ruimte voor de eigen verhalen en de eigen woorden. Er is ook ruimte voor professionele kennis die op de achtergrond mee resoneert. Ook andere professionals (behandelaars) worden meegenomen in de netwerkgesprekken en die zijn vaak aangenaam verrast mede omdat ook hun persoonlijke verhalen ruimte krijgen. POD is duidelijk een antwoord op de soms gebrekkige integratie van ervaringswerkers in de reguliere ggz. Cliënt en netwerken ervaren snel nabijheid en herkenning door ervaringswerkers. Dit versnelt het gevoel van veiligheid dat nodig is om een dialoog op gang te brengen. POD is makkelijk te combineren met andere herstelbevorderende activiteiten: WRAP, vaardigheidstrainingen, zelfhulp, rehabilitatie, werken met stemmen (Corstens & Romme, 2016; Timmers, 2018), psychotherapie, traumabehandeling (CGT, EMDR) en farmacotherapie.
In 2017 zijn in Nederland vier initiatieven van start gegaan en hebben vier teams zich laten trainen in POD. Binnen Altrecht en Lister is gekozen voor een samenwerkingsverband tussen behandel- en begeleidingsaanbod als zogenoemde sectoroverstijgende proeftuin. MET ggz zet het POD-team in bij IHT. GGzE heeft de stap gezet om een volledig FACT-team te veranderen in een POD-team werkzaam in een bepaald postcodegebied.
Enkele belangrijke vragen rondom POD
Martijn, Olaf en Dirk in gesprek over een aantal vragen. De lezer kan aansluiten.
Wat is het belang van het netwerk zo snel mogelijk bij elkaar te krijgen?
Dirk: ‘De nood is het hoogst wanneer mensen hulp vragen; iedereen wil helpen, iedereen wil begrijpen in een crisissituatie. Mensen zoeken dan steun en hebben het juist dan nodig. Vaak is de toegang tot betekenis in crisissituaties het grootst, de emoties zijn vaak krachtig en scheppen ruimte om te verbinden.’
Martijn: ‘Doorgaans ervaart het hele netwerk de crisis, worsteling en stress. Daarnaast voel je je vreselijk alleen, radeloos, ontwricht, dan kan je je enkel weer wat veilig voelen wanneer je iets van verbinding kan voelen met jouw netwerk. Dus het is slechte zorg wanneer we het netwerk niet direct betrekken.’
Olaf: ‘Je leeft niet zonder netwerk. Het resoneert steeds mee. Als hulpverleners weten wij dat familieleden of mensen uit de omgeving vaak aan de bel trekken. Eigenlijk is het bijzonder dat wij dan alleen met de cliënt gesprekken voeren. Het resoneren is iets wat iedereen in zijn buik voelt. Wij als hulpverlener zijn gewend snel met onze ratio een oplossing te zoeken, bijvoorbeeld een pil voor de pijn of een klinische opname ter bescherming – maar als je eerst het buikgevoel weet bij je te houden en te benoemen in het netwerk resoneer je mee en komt ruimte voor aansluiten, meevoelen, herkennen en meedenken.’
Hoe kun je persoonlijk - open en authentiek - spreken?
Martijn: ‘Dat begint bij het open en eerlijk naar jezelf te zijn. Dit kan pas door een proces van groeiend acceptatie en mildheid naar jezelf door te maken. Dat jij jezelf beter leert kennen als mens met eigen pijn, hebbelijkheden en onhebbelijkheden. Het laten zien in de relatie met de ander wat jou raakt en pijn doet wordt dan makkelijker.’
Olaf: ‘Voor mij was het nodig dat ik ging leren meer bij mijzelf te blijven. Mindfulness helpt mij hierbij niet te vermijden maar te verdragen. Het is ook gedeeltelijk mijzelf te kunnen relativeren.’
Dirk: ‘Dit betekent niet dat je over je achtergrond moet spreken, hoewel dat op zich prima is, maar dat je reflecteert over wat je op dat specifieke moment, in het hier en nu, ervaart en dat deelt met elkaar in de sessie. Erg lastig, maar ook bevrijdend, en het versterkt je contact met de ander enorm.’
Wat betekent onzekerheid verdragen voor jou?
Dirk: ‘Dat ik me bewust ben van mijn onzekerheid en dat het er mag zijn, dat ik erover mag praten, dat ik het mag delen. Dat ik er niet meteen naar ga handelen. Dat ik in het hier en nu blijf. Dat ik alle beslissingen die ik neem na overleg met iedereen in het netwerk heb genomen. In de geneeskunde is ‘tolerating uncertainty’ inmiddels ook al doorgedrongen (Simpkin and Schwartzstein, 2016).’
Martijn: ‘Ik weet dat het leven geen zekerheden kent. Het verdragen van onzekerheid binnen netwerkbijeenkomsten is het je laten verrassen. Dit onder de knie krijgen is in mijn ogen een permanente levensles en essentieel voor aandachtig en present kunnen zijn.’
Olaf: ‘Dat is echt een kunst voor een medisch specialist. Deskundigheid heb ik mij aangeleerd en mensen verwachten het van mij maar als ik te snel ga duiden en analyseren mis ik heel veel van wat er zich in een gesprek kan aandienen.’
Wat vind je van de plaats van neuroleptica in de behandeling van psychose?
Martijn: ‘Ik slik zelf nog een bescheiden hoeveelheid neuroleptica en sta er ambivalent tegenover. Het wordt in mijn ogen veel te snel en vaak voorgeschreven al snap ik het mechanisme erachter wel. Dit maakt het zoeken naar betekenis en oplossingen anders dan pillen haast niet mogelijk en versterkt de misvatting dat psychose een gevolg is van hersenafwijking. Daarnaast worden de bijwerkingen in ernstige mate onderschat.’
Olaf: ‘Ik ben nog steeds lerend. De laatste jaren heb ik als psychiater een aantal overtuigingen verlaten, bijvoorbeeld door uitkomsten van verschillende meta-analyses over medicatie. Voor mij staat vraaggericht behandelen voorop, naast het vermijden van polyfarmacie. Grote aandacht heb ik voor bijwerkingen en ook ruimte geven met medicatie te stoppen.’
Dirk: ‘Ik vind dat we veel te makkelijk overgaan tot het voorschrijven van neuroleptica. Ik herinner me een gesprek met een jongen die stemmen hoorde en vroeg om medicatie. Hij vertelde bang te zijn dat hij op grond van zijn stemmen iemand pijn zou doen. Ik heb hem gevraagd: ”Zullen we daar even mee wachten?” Die vraag is meer dan tien jaar geleden gesteld. Hij heeft nooit medicatie gebruikt en kan prima met zijn stemmen omgaan. Af en toe geven we samen een workshop. Het uitstellen is een verrijking voor mij geweest.’
Literatuur (nog aanvulllen)
- Alanen, Y. (1997). Schizophrenia: Its Origins and Need-Adapted Treatment. Karnac.
- Bergström, T. e.a. (2017). The long-term use of psychiatric services within the Open Dialogue treatment system after first-episode psychosis. Psychosis, 9(4), 310-321.
- Bergström T. e.a. (2018). The family-oriented open dialogue approach in the treatment of first- episode psychosis: nineteen-year outcome. Psychiatry Research, 270, 168-175.
- Corstens, D. & Romme, M. (2016) Een persoonlijke diagnose voor patiënten die stemmen horen; van symptoom naar klacht in een context. Tijdschrift voor Psychiatrie 58(2), 132-139.
- Freeman, A.M., Tribe, R.H., Stott, J.C.H. & Pilling, S. (2018). Open Dialogue: a review of the evidence. Psychiatric Services in Advance (doi: 10.1176/appi.ps.201800236).
- Galbusera, L. & Kyselo, M. (2017). The difference that makes the difference: a conceptual analysis of the open dialogue approach. Psychosis. Published online nov 2017 (https://doi.org/10.1080/17522439.2017.1397734).
- Hopfenbeck, M. (2015). Peer-supported Open Dialogue. Context, 138, 29-31.
- Lambert, M. & Simon, W. (2008) The therapeutic Relationship, Central and essential in psychotherapy outcome in S. Hicks and T. Bien (ed.), Mindfulness and the Therapeutic Relationship (pp. 19–34). New York: Guilford Press.
- ODDESSI-trial: https://www.ucl.ac.uk/pals/research/clinical-educational-and-health-psychology/research-groups/oddessi
- Olson, M., Seikkula, J. & Ziedonis, D. (2014). The key elements of dialogic practice in Open Dialogue. Worcester, MA: The University of Massachusetts Medical School.
- Olson M. (2015). An auto-ethnographic study of ‘Open Dialogue’: The illumination of snow. Family Process, 54, 716-729.
- Razzaque, R. (2014) Breaking Down is Waking Up. Can psychological suffering be a spiritual gateway? Watkins Publishing.
- Razzaque, R. (2015) Mindfullness and Open Dialogue: A common foundation and a common practice Context, 138, 45.
- Razzaque, R. & Stockmann, T. (2016). An introduction to peer-supported open dialogue in mental healthcare. BJPsych Advances, 22, 348-356 (https://doi.org/10.1192/apt.bp.115.015230).
- Seikkula, J. e.a. (2003). Open Dialogue approach: treatment principles and preliminary results of a two-year follow-up on first episode schizophrenia. Ethical and Human Sciences and Services 5(3),163-182.
- Seikkula, J. & Olson, M. (2003). The open dialogue approach to acute psychosis: its poetics and micropolitics. Family Process, 42, 403-418.
- Seikkula, J. e.a. (2006). Five-year experience of first-episode non-affective psychosis in open-dialogue approach: treatment principles, follow-up outcomes and two case studies. Psychotherapy Research, 16, 214–228.
- Simpkin, A. & Schwartzstein, R. (2016). Tolerating uncertainty – the next medical revolution? New England Medical Journal, 375, 1713-1715.
- Stockmann, T. e.a. (2017): Peer-supported Open Dialogue: a thematic analysis of trainee perspectives on the approach and training, Journal of Mental Health (https://doi.org/10.1080/09638237.2017.1340609).
- Timmers, R. (2018). Leren Omgaan met Stemmen Horen. Nijmegen: Bureau Herstel RIBW Nijmegen en Rivierenland.